Ik sleep een half kale kerstboom door de sneeuw. Niet recht over het veldje, maar over het pad dat met een omweg langs het verlaten speelplaatsje loopt. Want daar zit Kayleigh op een schommel. Kayleigh is nieuw en woont in de flat tegenover die van ons. Ze kwam vlak voor de kerstvakantie groep acht binnenlopen. Alleen naast mij was nog plek.
Eigenlijk mag naast mij niemand zitten. Ik schijn andere kinderen af te leiden. Wat ik te zeggen heb is blijkbaar interessanter dan wat juf voor de klas staat te verkondigen.
Kayleigh haalt tienen voor haar proefwerken en ze zit binnen spiekafstand. Nooit eerder kreeg ik een acht voor aardrijkskunde. Mijn hele leven al verzamel ik onvoldoendes. Ik moet Kayleigh te vriend zien te houden en ervoor zorgen dat zij de rest van het schooljaar naast mij blijft zitten.
Als ze me ziet, gaat ze staan en zwaait. ‘Hoi, Angel.’
Ik zet de kerstboom tegen het klimmuurtje aan. De kant die over de grond sleepte is bijna kaal. Een spoor van naalden loopt terug naar het wijkcentrum waar de boom voor de deur lag. Met een harde trap probeer ik het kruis eronder vast te krijgen, maar dat lukt niet. Er vallen alleen maar meer naalden af.