CHARLOTTE KÖHLER STIPENDIUM 2012
Het Charlotte Köhler Stipendium wordt jaarlijks uitgereikt aan een beginnend veelbelovend auteur in een wisselend literaire genre. In 2012 is het genre jeugdliteratuur. De jury, bestaande uit Bas Maliepaard, Marco Kunst en Helma van Lierop, heeft het stipendium met volle overtuiging toegekend aan Derk Visser.
Geen genre heeft de laatste jaren zoveel belangstelling gekregen als de jongerenliteratuur, tegenwoordig vaak aangeduid met de Amerikaanse term Young Adult. Dat heeft enerzijds te maken met bezorgdheid om het leesgedrag van jongeren, anderzijds ook met de ontwikkelingen die het genre de laatste twee decennia heeft doorgemaakt. Anno 2012 is de jongerenliteratuur veelzijdiger en literair interessanter dan ooit te voren.
Hoewel aanvankelijk vooral vertalingen uit de Angelsaksische en Scandinavische landen de toon zetten, is er de laatste jaren ook een boeiend aanbod uit eigen land. Derk Visser behoort tot de auteurs die de Nederlandse jongerenliteratuur kleur geven. Een heel eigen kleur in zijn geval. Anders dan verreweg de meeste auteurs in het genre, kiest Visser zijn protagonisten vanaf zijn tweede boek steevast uit de lagere sociale milieus.
Het zijn jongeren waarmee hij als jeugdhulpverlener vermoedelijk dagelijks te maken heeft: laag opgeleid, (kans)arm, vluchteling, allochtoon en opgroeiend in achterstandsbuurten. Het zijn niet de slimme, filosofisch ingestelde denkers die we meestal in jongerenromans tegenkomen, maar jongeren die leren aan het leven, met vallen en opstaan. In zijn boeken geeft Visser hen met bewonderenswaardig inlevingsvermogen en zonder een spoor van dedain een ontwapenende, levensechte stem.
Patchouli, Vissers debuut uit 2005, is wat dat betreft nog niet het meest kenmerkende boek uit zijn kleine oeuvre van vier titels. Het gaat hier nog niet om een jongere afkomstig uit de rafelranden van de samenleving, maar over een tamelijk gewone puber die een moeilijke periode doormaakt. Trefzeker beschrijft Visser de verwarring van de vijftienjarige Luuk als hij verliefd wordt op Patricia terwijl zijn moeder op sterven ligt. Voortdurend wordt hij heen en weer geslingerd tussen zijn gevoelens voor Patricia en het verdriet om zijn moeder. Terwijl hij fantaseert over zoenen met zijn vriendin, ligt zijn moeder in de kamer ernaast te hoesten.
Stilistisch is Visser in Patchouli nog zoekende. Eerlijk en recht-voor-zijn-raap schrijft hij van meet af aan, maar de levensechtheid en de rauwheid van zijn latere boeken komen hier minder uit de verf door het formele, enigszins stroeve taalgebruik.
Met Patatje Oorlog geeft Visser in 2007 een ijzersterk vervolg aan zijn schrijversloopbaan. Hij lijkt zijn eigen tone of voice te hebben gevonden. De novelle verhaalt over de grofgebekte hartsvriendinnen Joy en Kelly. Ze zijn pas veertien jaar, maar in hun gespreksonderwerpen lijken ze hun kindertijd al ver achter zich gelaten te hebben. Terwijl ze de ene na de andere sigaret opsteken, praten ze over jongens, seks, strings en de voordelen van condooms met een smaakje. Alleen het badlaken met de verkleurde Bambi-print wijst de lezer er op hoe jong ze feitelijk zijn: ‘We sloffen terug naar het bankje en ik zoek in Kelly’s strandtas naar het pakje sigaretten. Ze slaat haar badlaken om. Een versleten Bambi lacht me vanaf haar schouders toe. Het pakje dat ik vind, is een doosje condooms. “WK-condooms,” zegt Kelly als ze ziet wat ik in mijn hand heb. Het Nederlands elftal, staat erop. Voor de beste verdediging. “Ze zijn oranje,” zegt ze. Met sinaasappelsmaak. “Jongens vinden dat leuk, oranje condooms.”
Een dag en nacht op het strand, de duinen, het geheime bankje en de snackbar, worden filmisch beschreven en verraden Vissers affiniteit met dat medium. Er gebeurt weinig tot niets, maar de onopgesmukte dialogen zijn boeiend van begin tot eind. Door het grove taalgebruik van de meiden schemert hun kwetsbaarheid als ze hun verlangen uitspreken naar een vader en moeder die van hen houden.
Ook in Landjepik uit 2009 is sprake van een rauwe wereld waarin seksualiteit, geweld, (verstoorde) familierelaties, maar ook een behoefte aan liefde en houvast een hoofdrol spelen. De Servische Ana van vijftien en de zeventienjarige Evren groeien op in een land waar ze zich niet thuisvoelen. Na één keer seks in de bosjes raakt Ana zwanger van Evren. Hij wil daarom met haar trouwen, maar zij wil terug naar Kosovo waar haar ouders zijn vermoord.
Allebei zijn ze boos. Ana op de Nederlanders die zich niet druk maken over de oorlog in haar land en op Evren die haar zwanger heeft gemaakt. Evren is woedend op zijn vader die hem niet accepteert zoals hij is. Een andere oplossing voor hun problemen dan in de BMW van Evren naar Kosovo rijden, weten ze niet, ook al hebben ze geen flauw benul waar ze heen moeten: ‘”Waar ligt Kosovo precies?” vraagt hij. “Die kant op.”’
De grappige, luchtige dialogen tussen twee de migranten maakt Landjepik tot een humoristische tragikomedie. De toon van het verhaal is nergens plat en Visser weet bijzonder knap, net als in zijn andere boeken, elke vorm van moralisme te vermijden.
In Prikkeldraad (2011) waar het tragische het wint van het komische, houdt Visser het niveau van de andere drie boeken moeiteloos vast. Hij bouwt het zelfs uit door nu eens geen novelle te schrijven, maar een boek met wat meer vlees op de botten.
Met oog voor detail roept Visser een buurt in verval op, met verwaarloosde huizen, verlopen buurtsupermarkten en rommel op straat. Het is de plek waar de vijftienjarige Chelsea opgroeit en samen met haar vriendinnen Roxanne en Jennifer droomt van een leven in de spotlights.
Maar de werkelijkheid is alles behalve glitter and glamour. De vader van Chelsea valt van de portiektrap en raakt in coma raakt, het vriendje van haar zus ontmaagdt haar op de keukentafel en met haar moeder en zus heeft ze voortdurend ruzie. Nergens worden emoties benoemd, Visser laat ze zien waardoor ze regelrecht bij de lezer binnenkomen. Zoals de wanhoop van Chelsea als ze haar moeder met een andere man in bed betrapt: ‘Ma en Stocklin- Meijs blijven door mijn kop spoken. Ook als ik mijn ogen hard dichtknijp, zie ik ze nog steeds. Ma op het bed en hij… met dat condoom. Ik sla met mijn vuisten op mijn hoofd, maar ze willen er niet uit. Overal waar ik kijk zie hik hen staan. Vóór de boom aan het eind van de speelplaats, naast de tractor, achter de schommels. Ik stop mijn hoofd tussen mijn knieën en probeer me te concentreren op een platgereden colablikje dat tussen mijn voeten ligt. Ik probeer de tekst te lezen die erop staat. Welke ingrediënten erin zitten.’
Met haar vijftien jaar feitelijk nog een kind, weet Chelsea dat die tijd onherroepelijk voorbij is als ze zich realiseert dat ze nooit meer huppelt: ‘Huppelen hoort bij kinderen.’ Een klein, maar veelzeggend detail dat laat zien dat Visser op een onnadrukkelijke manier literair kan schrijven.
Visser heeft met zijn jongerenboeken inmiddels onmiskenbaar een eigen stempel op het genre gedrukt. De jury vindt dit een prestatie van formaat en kent Derk Visser daarom van harte het Charlotte Köhler Stipendium 2012 toe.
De jury
Marco Kunst, auteur en CKS-laureaat 2007
Helma van Lierop, hoogleraar jeugdliteratuur Universiteiten Leiden en Tilburg
Bas Maliepaard, recensent kinder- en jeugdliteratuur dagblad Trouw