post

Patchouli – fragment

‘Geloof jij in een hemel?’ vraag ik.
Patricia legt haar hoofd op mijn schouder. ‘Vroeger toen ik nog jong was dacht ik dat de hemel een heel grote ruimte was waar alle mensen op een ondergrond van wolken rondhuppelden en dansten. En dat niemand er werkte of sliep. En alle dode dieren waren er ook. En God.’ Ze trekt haar knieën op en slaat haar armen om haar benen. ‘In mijn gedachten,’ gaat ze verder, ‘was hij niet een grote man met een wit gewaad, maar meer een soort kabouter. Een klein, wijs mannetje met een pluizige puntbaard en een kleurig gebreid mutsje op; met knoestige vingers en met diepe groeven in zijn gezicht omdat hij al duizenden jaren oud was. En met grote puntoren.’ Ze sluit haar ogen alsof ze dat beeld van God weer voor de geest probeert te halen. ‘Hij was een vriendelijk en zeer wijs mannetje dat op alle vragen antwoord had, maar het nooit gaf als je erom vroeg… Kijk, een vallende ster. Een van de sterren van het steelpannetje! Ik heb nog nooit een vallende ster gezien. We mogen een wens doen.’
‘Waar dan?’ vraag ik.
‘Daar, je ziet ‘m nog steeds.’ Ze wijst naar de hemel.
‘Dat?’ zeg ik. ‘Dat is geen vallende ster. Dat is een vliegtuig.’
‘Een vliegtuig?’
‘Ja, moet je opletten, links en rechts van die ster knippert af en toe een rood lichtje. Kijk, daar is het weer.’
‘Ik dacht dat het een vallende ster was.’
‘Een vallende ster schiet in een flits door de lucht en een vliegtuig schrijdt voort. Zie je?’
‘Jammer,’ zegt ze.
We blijven allebei naar de ruimte boven ons kijken.
‘Ik geloof wel dat je naar een soort hemel gaat,’ zeg ik. ‘Naar iets waar het licht is en altijd vrede en waar je helemaal jezelf kunt zijn. Je ziel dan, hè.’
‘Wat ik zo raar vind,’ zegt ze, ‘hoe weet je nou waar je in het heelal moet zijn? Hoe weet je achter welke ster de hemel zit?’
Ik haal mijn schouders op. ‘Weet ik niet… Misschien is het net als bij duiven. Duiven vinden de weg zonder na te hoeven denken. Die worden losgelaten in Zuid-Europa en vliegen dan zo terug naar hun hok ergens in Nederland. Soms doen ze er dagen over, maar ze vliegen recht op hun doel af.’
‘Ik hoop niet dat als je doodgaat, je met de snelheid van een duif naar de hemel moet. Dan ben je maanden onderweg voordat je aankomt.’
‘Het mooiste zou zijn als je er meteen bent,’ zeg ik. ‘Je gaat dood en hop, je bent in de hemel.’
‘Net als bij StarTrek,’ zegt Patricia. ‘Dat  je vanaf de aarde vlak nadat je je laatste adem hebt uitgeblazen, naar boven roept: “Beam me up, Scotty”, en dat je er dan bent. Dat geloof ik.’
‘En dat God dan ook van die puntoren heeft.’
‘Dat is Spock. Spock heeft puntoren, Scotty niet.
‘Nou ja, dat die dan net zulke puntoren heeft als Spock. Dat zou mooi zijn.’